Als Erik ergens een hekel aan had, dan was het wel aan dit soort slome figuren. Hij mocht de pompbediende al niet toen die naar hem toe gelopen kwam, nadrukkelijk gebarend naar de banden van zijn auto. En hij zelf maar wijzen dat hij zijn benzine wilde gaan betalen. Nee, hij moest wachten en meekijken naar die voorbanden. Zo slecht, dat was toch gevaarlijk! Zeker met dit weer. Had hij dan nog geen last gehad van aquaplaning? Het was volgens hem echt onverantwoord om hiermee door te rijden. Uit een van de zakken van zijn overal toverde de blonde Belg met overbeet een klein aluminium staafje, dat hij in het profiel van Eriks voorband stak. Of hij dan zelf even mee wilde kijken? Echt heel gevaarlijk, meneer. Voor een zacht prijsje zou hij er in geen tijd twee nieuwe opleggen. Voor tweehonderd euro mocht hij zijn leven (en dat van anderen) toch niet riskeren? En wat als hij zodadelijk door de Rijkswacht werd aangehouden? Dan was meneer meer geld kwijt, dat was wel zeker.
Erik probeerde de man duidelijk te maken dat hij daar helemaal geen tijd voor had, en dat het bovendien niet zijn eigen auto en dus niet zijn verantwoordelijkheid was. Maar de pompbediende speelde op zijn gemoed. Hij hield toch zeker van zijn vriendin? Dan zou hij met haar auto toch ook geen ongelukken willen veroorzaken? Bovendien verzekerde hij Erik ervan dat het in een vloek en een zucht gebeurd zou zijn. Zij van Pitstop waren hierin gespecialiseerd. Alles wat hij hoefde te doen, was het bonnetje tekenen en zijn sleutels afgeven, dan zou de wagen weer helemaal klaar zijn vóór Erik terug was van het betalen. Het bonnetje hoefde hij alleen maar aan de kassa te laten zien en dan wisten ze daar genoeg.
Normaal gesproken zou Erik de pompbediende afgewimpeld hebben. Maar misschien had de jongen wel gelijk. Het was vreselijk weer. Dit was weliswaar niet de beste gelegenheid om zoiets te laten doen, maar als het toch eerdaags gebeuren moest en als ze hier inderdaad zo snel waren als die jongen beweerde, dan was het misschien wel de minst tijdrovende manier. En Sanne zou er wel blij mee zijn als hij dat tussendoor ook nog even had laten doen. Tweehonderd euro was niet teveel. Dus gaf Erik hem de sleutels.
Met stevige passen liep Erik naar het winkeltje dat tegen de garage van Pitstop aan gebouwd was. Het regende nog steeds. Als hij gewoon met zijn eigen auto had kunnen gaan, had hij al dit gedoe niet gehad, juist op de eerste dag dat hij naar Gent moest. Maar het werd steeds erger met de criminaliteit bij hen in de buurt. Dus nu sloegen ze voor een zak dropjes blijkbaar je voorruit al in. En dan kun je wel een alarminstallatie hebben, maar voor er iemand bij is, zijn die gasten al lang verdwenen. De jeugd heeft geen geweten meer. Ze realiseren zich absoluut niet wat ze bij hun slachtoffers aanrichten. Dus nu moest hij op de eerste dag van zijn project in het Golfje van zijn vriendin naar België, omdat de politie vandaag zelf de schade wilde opnemen.

De man achter de toonbank keek Erik aan alsof er een appelboom uit diens voorhoofd groeide. Voor benzine bedoelde meneer? Nee, daarvoor moest hij niet hier zijn. Hier kon hij snoepjes kopen, en tijdschriften en fruitsap. En bloemen hadden ze ook. Als meneer misschien een bloemetje mee wilde nemen voor zijn vrouw in Holland. Want meneer kwam toch uit Holland? Ja, dat kon hij heel goed horen.
Geïrriteerd keek Erik op zijn horloge. Het was twintig over elf. Om één uur moest hij bij RBS op de stoep staan. Hij kon het zich niet permitteren om te laat te komen. Jan-Willem, zijn baas, die nog steeds zelf het accountmanagement deed, had hem donderdag uitgebreid uitgelegd hoeveel moeite het hem had gekost om deze klant binnen te halen. RBS was een grote jongen, waar in de toekomst nog heel wat ICT-projecten te doen zouden zijn. Het was heel uitzonderlijk dat zo’n grote jongen met een klein bureau als dat van hun in zee ging. Dit eerste project was een soort proeve van bekwaamheid. Als dit soepel zou lopen, zou er nog heel veel meer uit te halen zijn. En dat betekende weer een forse uitbreiding en dus ook interessante perspectieven voor Erik.
Om voor de benzine te betalen moest Erik bij het restaurant aan de overkant van de snelweg zijn. En dat bij zo’n enorm tankstation als dit! Ze hadden hier misschien wel dertig pompen staan! De winkelbediende wees hem hulpvaardig de tunnel onder de weg door. Zonder te bedanken liep Erik naar buiten en rende door de regen naar de tunnel, terwijl hij de kraag van zijn jasje dichthield. De druppels vloeiden uit in grote donkere vlekken op zijn zijden pak. Hij zou willen dat hij helemaal niet was gestopt om te tanken. Nu kwam hij daar straks bevlekt en met natte haren aan, alleen omdat die gekke Belgen hier geen tweede kassa wilden openen. Moesten ze nodig grappen maken over de zuinigheid van Nederlanders! Maar ja: bij een vreemde auto weet je nooit hoe lang hij nog kan rijden vanaf het moment dat het lichtje gaat branden. Hij reed nooit in Sanne’s Golf. Eigenlijk kon je daar ook niet mee aankomen bij een klant natuurlijk, met zo’n rood boodschappenautootje.

Bij het restaurant aangekomen viel Erik inderdaad een groot bord op dat naar rechts wees, een gang in. TOILETTEN EN BETALEN BENZINE stond er op. Alle glazen deuren van het tochtportaal stonden open. In de kale gang stonk het naar gaarkeuken. Terwijl Erik het natte haar uit zijn gezicht veegde, tastte hij met zijn andere hand in de binnenkant van zijn jasje naar zijn portefeuille. BETALEN BENZINE was aan het einde van de gang. Daar was een grote ruimte, begrensd door een ruime L-vormige balie, waar een aantal caissières stond. Er waren drie mensen voor hem. Een daarvan, een dame van zo’n vijfenvijftig jaar, wees vriendelijk op het bankpasje in Eriks hand. Ze droeg een zware, met briljanten bezette ring.
“Die is niet goed hier, hoor meneer!”
“Hoe bedoelt u?”
“Die is niet goed hier. U kunt hier niet met plastic betalen.”
“Oja. Juist ja. Oké, dankuwel.”
Hij hoopte maar dat het mens ongelijk had, want Erik wist zeker dat hij niet genoeg contanten bij zich had, zeker niet met die banden erbij. Maar misschien accepteerden ze wel Visa. Opnieuw trok Erik zijn portefeuille en begon tussen de pasjes te rommelen. Toen was hij aan de beurt.
“Welk pompnummer?”
Godverdomme, ja kom er maar eens om! Emotieloos staarde het meisje achter de balie hem aan. Erik probeerde instinctief nog even of hij het misschien van hier uit door het raam kon zien, maar dat lukte natuurlijk niet.
“Eh, ik weet het eigenlijk niet. Kunt u niet…?”
“Meneer, zonder pompnummer kan ik u niet helpen. Dan moet u toch seffens even terug gaan kijken.”
“Maar… heeft u gezien wat voor weer het buiten is? Jullie hebben toch zeker camera’s hangen en zo? Een rode Golf…”
Erik besefte dat het weinig zin had om tegen te sputteren. Het meisje knikte alweer tegen de volgende klant dat die naar voren mocht komen. Maar de tijd begon nu wel echt te dringen. En eigenlijk had Erik juist vroeg willen zijn, zodat hij zich in de auto nog even kon voorbereiden. Dat zat er nu dus al niet meer in. Met een ruk draaide Erik zich kwaad om.
“Stomme koe!” riep hij het meisje nog na, waarna hij meteen spijt had toen hij bedacht dat hij hier zodadelijk nog terug zou moeten komen. Maar het was toch ook om gek van te worden? Nu kon hij opnieuw langs de stank van dit ‘wegrestaurant’ terug de regen in. Heen en weer. Tot overmaat van ramp ging nu zijn mobiel trillen.
Het was Jan-Willem. Vandeplasser van RBS had gebeld. Of hij er bijtijds wilde zijn, dan konden ze nog even een voorbespreking hebben. Erik probeerde Jan-Willem zo kort mogelijk uit te leggen dat hij wat was opgehouden. Jan-Willem had daar alle begrip voor. Als hij maar zeker op tijd zou zijn. Op het moment dat Erik hem dat verzekerde, voelde hij hoe een vreemde zenuwtinteling vanuit zijn schouders langs zijn nek en oren naar zijn slapen trok.

Juist op het moment dat de eerste koude regendruppels Eriks hoofd weer raakten, herinnerde hij zich plotseling het nummer van de pomp weer. Het was nummer zes. Het wist het niet honderd procent zeker, maar je moest ook een keer een risico durven nemen. Tijd is geld. Terug naar binnen dus. Helaas was het inmiddels ene stuk drukker voor de balie van BETALEN BENZINE. Twee van de drie caissières leken met lunchbreak gegaan te zijn. Er stond nog maar één meisje achter de kassa: het meisje dat hem daarnet naar buiten had gewezen. Voor de zoveelste keer keek Erik op zijn horloge. Het was godverdomme al bijna twaalf uur! Dat haalde hij nooit meer. Dat inefficiënte gedoe hier ook! Ze lopen hier gewoon tien jaar achter.
Iedere keer als er iemand klaar was met afrekenen, drong Erik wat naar voren en stak zijn rechterhand in de lucht, in de hoop dat je juffrouw hem zou herkennen van zojuist en voorrang geven. Maar het meisje leek hem te negeren en de lui om hem heen keken hem steeds meer aan alsof hij naar knoflook stonk. Het moest nu toch behoorlijk opschieten, anders ging dit grapje echt geld kosten! Maar dan wist hij wel aan wie hij de rekening zou presenteren! Zoiets zou je in Nederland toch niet overkomen: één meisje achter een balie van wel zeven meter? En dan maar lullen in Brussel over één Europa! Ja ja!
“Hé, hallo! Ik sta hier al een half uur, hoor!”
Openlijk gemor van de inboorlingen. En dat schaap wees doodleuk gewoon een ander aan. Een man met een regenhoedje op zijn kop. Erik wist bijna zeker dat die nog na hem was binnengekomen.
“Hée!”
Opnieuw drong Erik naar voren, tot bij de balie. Het meisje keek hem mogelijk nog onverschilliger aan dan de vorige keer.
“Wilt u daar wachten, meneer? Als u aan de beurt bent, wordt u geholpen.”
“Nee, wacht even! Die man is na mij binnengekomen! En ik was hier daarnet ook al. Ik moest alleen mijn pompnummer nog weten.”
“Wil u gewoon wachten op uw beurt, alstublieft?”
“Ach, mens! Ik ben al lang aan de beurt! Dat zeg ik toch? We leven niet meer in de negentiende eeuw! Dit kost geld, begrijp je wel? Ik heb nog andere dingen te doen vandaag!”
“Meneer, ik help eerst deze klant. Als het uw beurt is, wordt u ook geholpen.”
Alsof het een geitenoog of een levende larve was, slikte Erik zijn woede weg. Maar hij week niet van zijn plaats. Zijn geduld was nu echt helemaal op. Als hij niet nú kon vertrekken, dan liepen ze straks die hele deal mis. Dan zou Jan-Willem zeker ook stappen tegen hem moeten nemen. Brandend van ergernis hoorde hij hoe het meisje alweer iemand anders aanwees. Die griet deed het er gewoon om!
“Als je me nu niet helpt, dan rijd ik zo weg! Dat mens is misschien wel een kwartier na mij komen binnenschuifelen. Ik ben al lang aan de beurt en ik wil nú geholpen worden!”
Het meisje deed opnieuw alsof ze hem niet hoorde.
“Uw pompnummer, madame?”
“Zesentwintig.”
Daarop tastte Erik in zijn binnenzak naar papier en pen. Hij vond alleen een pen. Op de achterkant van het bandenbonnetje schreef hij zijn naam en adres en het pompnummer. Het kostte hem moeite om het enigszins leesbaar te houden. In één wilde beweging schoof hij het moedertje naast hem aan de kant en sloeg hij het bonnetje voor de neus van de caissière op de balie.
“Hier!” Stuur me de rekening maar. Ik heb genoeg van deze flauwekul!”
Verontwaardigd staarden de beiden hem na toen Erik zich omdraaide en wegliep. Hij had al veel te veel tijd verloren. En als snelheid je devies is, kun je je dat zeker niet permitteren. Zijn bedrijf stond er juist voor dat zij ervoor konden zorgen dat een klant pro-actief met de tijd meegroeide en telkens gebruik zou maken van de nieuwste en meest effectieve communicatiemiddelen. Dan kun je echt niet zelf een uur te laat komen aankakken.

Toen Erik terugkwam bij pomp zes, stond de rode Golf er niet. Die klootzakken ook, met hun verhalen over snelle service! Snel is hier zo traag als een slak! Erik dacht dat hij gek werd. Er kwam een soort van rode waas over zijn zicht, alsof zijn hersenbloed over zijn oogbollen liep. De tinteling in zijn nek was inmiddels overgegaan in stekende pijnscheuten in zijn hele hoofd. Er moest nu echt niets meer gebeuren, of hij zou de hele boel hier kort en klein gaan slaan. Hij vóelde het! Met een veel te krachtige zwaai gooide hij de deur van het pompwinkeltje open. Ergens viel iets uit een van de schappen. Er waren verder geen andere klanten.
“Kan ik u helpen, meneer?”
“Mijn auto! Ik heb de sleutels afgegeven aan een van de pompbedienden om nieuwe voorbanden op mijn wagen te leggen. Daarna ben ik bijna drie kwartier bezig geweest om te kunnen betalen. En nu kom ik terug, en nu staat mijn auto er nog niet. Een rode Golf. Die jongen zei dat het zo gebeurd zou zijn!”
“Maar, meneer toch! Daar hoeft u zich echt niet druk over te maken. Banden zijn onze specialiteit. Die jongens doen de hele dag niets anders. Als die jongen dat gezegd heeft, dan is dat ook zo. Daar sta ik voor in, meneer. Onze jongens weten echt wat ze zeggen. Allemaal goed opgeleide monteurs, hoor! U hoeft zich echt niet op te winden.”
“Nee, ik hoef me niet op te winden. Maar waar is hij dan? Ik had hier al een uur geleden weg moeten zijn.”
“Waarschijnlijk is die jongen er net even een stukje mee rijden, om te controleren of de bandendruk en uitlijning goed zijn. Dat doen ze wel vaker. Hoort allemaal bij onze service, meneer. Hij zal er zo wel aankomen. Maar… een rode Golf zegt u, niet? Is het dan niet die daar links staat? Kan het niet zijn dat hij hem daar al voor u heeft klaargezet?”
Erik was al buiten. Toen hij het rode wagentje daar zag staan, viel er een last van zijn schouders. Nu zou het toch nog goed komen! Zijn hoofdpijn was spontaan verdwenen. Op zijn horloge durfde hij al niet meer te kijken. Hij moest nu gewoon alles op alles zetten.
Het portier van de Golf was open en de sleutel stak keurig in het contact. Alleen moest die kerel wel modder aan zijn poten hebben gehad, want het was een gore bende op de bodem van Sanne’s autootje. Erik startte en reed meteen weg. Hij zag nu zelfs een marswikkel liggen op de bijrijdersstoel. Je vraagt je soms af of die jongens geen fatsoen meer leren op de ambachtsschool. Nouja, als die nieuwe banden maar goed zijn! En dat leek wel degelijk het geval. Hij lag echt voelbaar beter op de weg. Een wereld van verschil. En nu wist hij straks ook hoeveel dit beestje trekken kon, want dat gaspedaal zou hij geen millimeter meer gunnen. Gelukkig was het niet druk op de weg. Erik begon zijn gedachten weer een beetje te ordenen. Stiekem had hij zijn smartphone op de bijrijdersstoel al geactiveerd. Nu zocht hij naar de agenda van vanmiddag.
Juist op het moment dat Erik gevonden had wat hij zocht, zag hij in zijn achteruitkijkspiegel een politieauto. Rijkswacht. Direct liet hij het gaspedaal los, maar het was al te laat. Hij kon moeilijk bovenop de rem gaan staan. Maar hij had inderdaad veel te hard gereden. Godverdomme, ook dat nog erbij, dacht Erik. Net nu! Net Vandaag! Op de auto achter hem verschenen knipperende stopgeboden. Hij zag hoe een van de agenten in de auto hem gebaarde om aan de kant te gaan. Nouja, die bon voor te hard rijden moest Jan-Willem maar betalen. Dat zou hij er wel voor over hebben als ze alsnog RBS binnenhaalden. Maar op het moment dat hij de Golf op vluchtstrook stilzette, kneep Erik hem toch wel een beetje. Er zullen maar weinig mensen zijn die het helemaal koud laat als ze door de politie aan de kant worden gezet. Zeker als het door de Belgische Rijkswacht is. Zelfs Erik, die normaal altijd wel een weerwoord klaar had, moest dus toch even slikken toen hun wagen achter de zijne tot stilstand kwam.
Vlak daarna slikte Erik opnieuw. Als in een Amerikaanse film sprongen de twee agenten tegelijkertijd uit hun auto en snelden ze met getrokken revolvers op hem af. Een van hen schreeuwde eerst iets tegen hem. Toen trok hij zijn autoportier open, terwijl de andere hem onder schot hield.
“Uitstappen! Snel! Omdraaien, benen wijd en de armen op het dak van de auto. Vooruit!”
Terwijl Erik verschrikt deed wat hem gezegd werd, brulde een van de agenten hem de reden van zijn aanhouding en zijn rechten toe.”
“U wordt gearresteerd op verdenking van autodiefstal. Het gestolen vehikel, een Belgische Volkswagen Golf, rood van kleur, met kenteken 6-FUK-463 dat nu in uw bezit is, werd enkele minuten geleden ontvreemd vanaf de parkeerplaats bij tankstation Zelespoor aan de E17 richting Gent. De eigenaresse heeft u zien instappen, waarna u er – naar haar zeggen – ijlings vandoor ging. Zij heeft direct de Rijkswacht verwittigd. U heeft recht op één telefoongesprek en u heeft recht op een advocaat. Verder heeft u het recht tot zwijgen. Wij raden u aan van deze rechten gebruik te maken.”