Het is vandaag 17 jaar geleden dat Theo Van Gogh op straat werd vermoord, omdat hij een uitgesproken mening had geuit in een krant en omdat hij een film had gemaakt die bepaald niet vrij was van maatschappijkritiek. Het was kwart voor negen ’s ochtends. Hij zat op de fiets en had juist zijn eerste koffie op. Helaas moesten in de afgelopen 17 jaar vele journalisten, columnisten, schrijvers, tekenaars en docenten hem volgen. En dat niet alleen in landen als Turkije. Denk aan Charlie Hebdo, Kashoggi, Caruana Galizia of Paty. Maar ook in ons eigen land is het geweld en de agressie sindsdien alleen maar toegenomen. Wiersum, De Vries, voetbalwedstrijden die moeten worden stilgelegd, de ontvangst van het boek van Lale Gül… En dan heb ik het nog maar alleen over de uitwassen. Op het wereldwijde web zijn bedreigingen aan de orde van de dag voor wie zijn of haar mening durft te uiten. Streden we aanvankelijk nog samen tegen de Covid-vijand, nu willen sommige mensen niet meer ‘meedoen’, waardoor Nederland polariseert. Hoewel we zelf verzaakt hebben om Afghanen die met gevaar voor eigen leven (en dat van hun familie) aan onze zijde streden op tijd te evacueren, is er nu weerstand tegen de komst van hen die het wel tot hier hebben gered. Het lijkt langzaam deel uit te gaan maken van onze ‘nieuwe normaal’ dat we andersdenkenden fysiek dan wel met woorden de koppen inslaan en een andere mening niet meer kunnen accepteren.
Er was een tijd dat andersdenkenden in Nederland niet met elkaar in discussie gingen. Ze leefden binnen hun eigen ‘zuil’. Maar ze leefden binnen hun eigen organisaties en via eigen politieke partijen wel vreedzaam in hetzelfde land. Dat noemde men toen ‘democratie’. De tijd dat hervormers katholieke kerken bestormden en van alles vernielden, lag ver achter ons. De eindeloze overlegcultuur van het fameuze poldermodel lag nog ver vooruit. De jaren zestig van de vorige eeuw gelden als een roerige tijd. Maar vanuit deze eeuw gezien lijkt het allemaal betrekkelijk vredig en onschuldig.
Er is een verschil tussen strijden met woorden of boksen binnen een sportclub, en serieuze bedreigingen of mishandelingen. Het eerste vindt plaats binnen een stelsel van regels – als een spel – waardoor het mogelijk wordt om keihard te spelen zonder het respect voor de ander te verliezen. Let er eens op hoe boksers elkaar een hand geven en hoe judoka’s voor elkaar buigen. Het tweede kent geen regels en geen respect. Het objectiveert de ander alsof deze eigenlijk geen ander mens is. Het slaat letterlijk ‘dood’.
Op het wereldwijde web en binnen interactieve media zijn er nooit echt regels opgesteld. Facebook is Amerikaans en heeft dus vooral een probleem met vrouwelijke tepels, Japan met schaamhaar, Rusland met politieke tegengeluiden, Turkije met vrije kunst en cultuur… Het lijkt allemaal veel meer op censuur dan op consensus. Dat maakt het wereldwijde web een vrijplaats voor spinnen, bots, trollen en andere nachtwezens, maar ook voor mensen die daar dingen roepen waarvan ze soms zelf niet eens in de gaten hebben welke impact het op de ander heeft (zoals de bedreiger van Kaag zei), of voor mensen die gewoon slecht lezen en vervolgens een ander dingen in de mond leggen die helemaal niet gezegd zijn. Wanneer iemand zijn mening durft te uiten, wordt hij dikwijls direct ‘ontvriend’ door iedereen die die mening liever niet wil horen. Deze mensen kruipen liever terug in hun eigen ‘zuil’ of ‘bubbel’. Om die afstand te maken schuwen ze verwensingen en bedreigingen vaak niet. Een gezonde polemiek lijkt onmogelijk geworden. En die polemiek is juist zo belangrijk. Want alleen door polemiek kunnen we uit onze eigen bubbel komen: uit de ‘zuil’ van meningen die we graag horen. Alleen door open te staan voor de mening van andersdenkenden is ontwikkeling, en dus vooruitgang, mogelijk.
Natuurlijk is er door onze eigen politieke keuzes van de afgelopen jaren ook vanuit het kabinet vooral waardering gekomen voor handelsgeest en veel minder voor kunst en cultuur. Ook door de Coronamaatregelen werden horeca en cultuur opgeofferd voor de handel. En dat terwijl in kunst en cultuur juist buiten de lijntjes gekleurd wordt, waardoor ze de basis vormen voor innovatie en vooruitgang. Maar dat is een denkfout die bij Nederland hoort. In Rusland noemt men straten, pleinen, metrostations en soms hele dorpen naar kunstenaars, muzikanten, schrijvers, dansers en wetenschappers. Hier noemen we ze naar VOC-kopstukken, militaire veroveraars en voetballers. Het zou me niets verbazen als er ergens een Heinekenlaan bestaat. Station Brenninkmeijer. Of een Dreesmannsteegje. In Rusland staan de lange roltrappen van de metro vol met (achterstevoren staande) mensen die Dostojevski lezen, of Majakovski, die in Moskou zijn eigen museum heeft. Hier lezen we de beursberichten of het Financieel Dagblad. Dat is onze cultuur.
Maar polemiek en discussie was wel lang ons ding. Na de verzuiling kwam het poldermodel. Iedereen mocht eindeloos meepraten over alles. Het heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat regeringen geen enkele knoop meer durven door te hakken. Maar, hoe traag en bureaucratisch de processen ook werden, dat is wel wat wij Nederlanders gewend zijn: dat iedereen overal zijn stem in mag en moet hebben. Ook als het verstommend dom is wat er wordt gezegd. Of pertinent onjuist. Iedereen mag zijn mond opentrekken en niets wordt beslist voor iedereen zijn woordje gedaan heeft. Als dat een keer niet zo is (bijvoorbeeld doordat een pandemie vervelende beperkingen vereist) dan frustreert dat dus. Dan voelen we ons niet meer gehoord, en buitengesloten.
Eigenlijk is buitensluiting natuurlijk heel gewoon. Wellicht nog ergens met rechten, maar met grondrechten heeft het niets te maken. Als ik een auto wil rijden, dan moet ik een rijbewijs hebben. En minimaal 18 jaar oud zijn. Het tweede gaat vanzelf, het eerste niet. En als ik dat rijbewijs niet haal, dan mag ik dus niet autorijden. Dat is niet vanwege mijn rode neus of mijn grote oren, maar omdat de maatschappij beschermd moet worden tegen domme acties van een enkeling. Binnen een democratie houd je persoonlijke vrijheid op waar deze die van anderen in gevaar brengt. Er zijn dus grenzen. Inderdaad. Ook aan jouw persoonlijke vrijheid.
Iets als dit kan mensen tegenwoordig enorm agressief maken. Een agressie die ze niet willen uiten binnen een discussie met respect voor de mening van een ander, maar een agressie die onmiddellijk ontvriendt, bedreigt of zelfs naar het leven staat. Men kan in dit geval niet meer accepteren dat de eigen wil geen bevrediging vindt. En überhaupt, dat er een andere mening is die dominant zou kunnen zijn. Naar mijn mening is dit peutergedrag, als al niet psychotisch. Ik heb peuters opgevoed, dus ik kan het weten. Ik hoor van diverse mensen dat ze hun mening beslist niet meer durven te uiten. Ik kan niet anders dan dat begrijpelijk vinden. Maar zonder een gezonde discussie (die binnen de regels van de polemiek blijft) is er volgens mij geen vooruitgang mogelijk. De ontwikkeling die ik zie, spoedt met een ongereguleerde doelgerichtheid af op het einde van onze beschaving. Zo komen we echt niet verder. Ik zal er hier niet verder op ingaan, maar fascisme ligt op de loer. We zullen samen (met hulp van kunst, cultuur en wetenschap) tot een herwaardering moeten komen van het gesprek.
Om het even in herinnering te brengen: een gesprek is niet de situatie waarin je je afwendt als het even niet past bij jouw voorkeuren wat je hoort of leest. Een gesprek is ook niet waar je iemands gezin bedreigt omdat hij een ander Feijenoord-stadion wil dan jij. Een gesprek is een ‘groep’ waarbinnen iedereen lijnrecht tegenover elkaar mag staan en toch de kans krijgt om zijn of haar mening van argumenten te voorzien. Een gesprek is een situatie waarin je luistert naar elkaar. Niet alleen naar de eerste zin, waarna je dan je stekels opzet en je kop in het zand steekt, maar ook naar de rest en naar wat iemand eigenlijk bedoelt. Het lijkt allemaal zo definitief als iemand iets roept op interactieve media. Het staat immers geschreven, zwart op wit, voor de eeuwigheid bewaard. Maar vaak waren het in werkelijkheid enkele onachtzame tikjes op een mobieltje: de wijde wereld in voor je ‘wacht’ kunt zeggen. Soms is het goed om even door te vragen wat iemand precies bedoelde, voor je hem de strot doorsnijdt. Dan komt er vanzelf een moment waarop jij aan de beurt bent om hetzelfde te doen en hetzelfde respect te krijgen. Zo beïnvloeden de deelnemers aan een gesprek elkaar en komen soms tot nieuwe zienswijzen.
Laten we de polemiek nog even liggen. Daar is misschien enige oefening voor nodig. De polemiek mag zich nog eens omdraaien en in bed blijven liggen terwijl wij het huis vullen met de geur van verse koffie. Laten we beginnen met een gesprek: met luisteren naar elkaar. Dat zou al heel veel helpen.
Maurice Tgr Kummer
2 november 2021