Iris (eerder gepubliceerd in Limburgs Dagblad/De Limburger)
Je kijkt in de spiegel boven je wastafel. Maar je kunt jezelf in de spiegel niet zien. Niet omdat je vannacht in een geest veranderd bent, maar omdat je in een spiegel nooit jezelf ziet: je ziet je spiegelbeeld. Ieder detail van je spiegelbeeld lijkt op jou en toch is alles juist omgekeerd. Je kunt grimassen trekken naar je spiegelbeeld en je kunt er tegen praten. Maar iedere reactie die je daarop krijgt, is een spiegeling. Je spiegelbeeld is precies als jij en tegelijkertijd altijd anders.
Antoine is al vijftien jaar een goede vriend van mij. Toen ik hem leerde kennen, was hij nog met Iris verloofd. Zelden zag ik twee mensen die zo goed bij elkaar pasten. Antoine en Iris vulden elkaar in alles aan. Ze waren als de twee gezichten van een Januskop. Zij kon niet koken, hij deed het voor zijn plezier; hij was spilziek en naïef, zij wist hem in toom (en zo van een faillissement af) te houden; zij was wat op zichzelf, maar hij wist haar los te krijgen. Iedereen om hen heen meende dat zij een perfect echtpaar zouden zijn. Zij waren samen één.
En toen kreeg Iris dat auto-ongeluk. Het was op een donderdag in maart. Wij waren er maandenlang kapot van. Antoine moest uiteindelijk zijn baan er aan geven. Het kostte ons jaren om hem er weer bovenop te krijgen. Op haar begrafenis had hij haar kist laten ondersneeuwen met witte irissen. Vanaf dat moment wilde Antoine nooit meer bloemen zien.
Van Antoine wist je, dat hij je nooit zou laten barsten. Antoine was een kameraad van de oude stempel. Hij zei nooit veel. Hij kon vooral erg goed luisteren. Antoine hoefde maar in een kroeg te gaan zitten, of hij raakte binnen een half uur aan de praat met iemand die hem zijn hele levensverhaal aan de voeten legde. Het leek soms wel alsof het op zijn voorhoofd geschreven stond. Drie jaar na het ongeluk van Iris werd Sandra verliefd op hem. Ze trouwden anderhalf jaar later. Als je hem met hun dochtertje zag, dan zou je zweren dat het altijd zo geweest had moeten zijn. Als je Antoine niet kende tenminste. Iris had hem nooit verlaten. Hij was veranderd sinds haar dood. Nee, niet dat hij voortdurend neerslachtig was of zo. Het leek eerder alsof hij juist veel sterker en zelfverzekerder geworden was. Vooral de laatste jaren. Hij sprak krachtiger, had schijnbaar minder moeite met het nemen van beslissingen, en het leek ook wel alsof hij meer aandacht aan zijn uiterlijk besteedde. Bovendien had Antoine sindsdien de vreemde eigenschap, dat hij niet voorbij een spiegel kon lopen zonder er in te kijken. Al was het maar heel even. Zelfs etalageruiten waren voor hem niet veilig. Hij viel er natuurlijk niemand mee lastig, maar het viel wel op.
Ik kan me herinneren, dat Manon en ik een keer met Sandra en hem naar de film zijn gegaan. Als ik me niet vergis, was het een James Bondfilm. Maar het kan ook een andere geweest zijn. In ieder geval draaide hij in de Star, een moderne bioscoop hier in de stad. In de pauze moesten wij allebei tegelijkertijd naar het toilet. Zelfs toen (toen hij dus eigenlijk behoorlijk moest) hield Antoine nog voor ieder van de vier of vijf wasbakken even halt om vanuit zijn ooghoek in de spiegels erboven te kunnen kijken. Op dat moment begon ik mij zorgen over hem te maken.
We hadden al heel wat druivengist weggewerkt op de avond dat ik Antoine ernaar vroeg. Ik was vergeten om nieuwe muziek op te zetten. De klok had onze woorden naar de achtergrond getikt. Ik dacht dat hij misschien verliefd was op zichzelf. Toen bekende Antoine me zijn geheim. Hij was niet verliefd op zichzelf. Hij zag zichzelf niet in de spiegels. Hij zag zijn spiegelbeeld.
Er is een wereld naast de onze: een wereld waar de mensen blijven die niet meer onder ons zijn. Behalve het ontbindende vlees van hun lichamen dan. Noemde men die wereld vroeger het hiernamaals of de hel, nu spreken de mensen vaak over een andere dimensie, of over het geestenrijk. In die andere wereld heb je niets meer aan een lichaam. Het schimmenrijk kent geen beperkingen van tijd en ruimte. Al sinds mensenheugenis zijn er mensen die communiceren met geesten uit de wereld van de gestorvenen. Daar hoefde ik niet van te schrikken. Antoine had er inmiddels veel over gelezen. Hij bevond zich in goed gezelschap. Ik was de eerste met wie hij erover sprak.
Antoine zag dingen in spiegels die anderen niet zagen. Niet omdat hij begaafd was of zo; hij keek gewoon beter. Het begint ermee dat je niet meer alles wat je in de spiegel ziet voor vanzelfsprekend houdt. Het begint met de twijfel: met de vraag of wel precies alles wat je in de spiegel gespiegeld denkt te zien, zich ook werkelijk achter je bevindt. Want soms is er meer. Maar je ziet het alleen als je er op let. Als je eenmaal zo ver bent, dan ga je ook anders naar je eigen spiegelbeeld kijken. Je denkt dat je het zelf bent. En dat lijkt misschien ook wel zo, maar tegelijkertijd is het juist het omgekeerde. Je spiegelbeeld is altijd anders. Het was toen, dat Antoine ontdekt had dat de spiegelbeelden die wij waarnemen, eigenlijk schimmen in een andere wereld zijn. De spiegels zijn de ramen waardoorheen wij in die wereld kunnen kijken, en de geesten in de onze. Zij nemen voor ons een gedaante aan die bijna gelijk is aan de onze, maar toch altijd precies omgekeerd. Dit was de manier waarop hij op dat moment al bijna twaalf jaar contact had met Iris. Iris, die dood was.
Ik wierp hem tegen dat zij gewoon nog in zijn hoofd zat, maar Antoine ontkende dat stellig. Zij was daar, in die andere wereld. En zij hield hem in de gaten via de spiegels. Alles wat hij deed, hield zij in de gaten. Zelfs als hij met Sandra was, hield Iris hem in de gaten. Zij gaf hem raad — gevraagd of ongevraagd. Hij wist niet hoe hij zou moeten leven zonder haar, zonder de spiegels. Natuurlijk moest ik het wel stilhouden voor Sandra.
Het is opgehouden met regenen. De dienst is gedaan. De plassen regenwater tussen de klinkers weerspiegelen de lange jassen van de mensen die het crematorium verlaten — net als de zon, die voorzichtig doorbreekt. Sandra en de kinderen zijn al weg. Manon moest werken. Ik sta hier alleen, met het gevoel dat hij nooit is weggegaan.
De pastoor wilde hem niet begraven. Zijn collega’s hadden het nooit van hem verwacht. Tot zijn moeder drong het niet eens door. Ze is nog in het bejaardentehuis. Sandra heb ik amper kunnen spreken vandaag. Maar het moet haar ook zijn opgevallen, dat Antoine de laatste weken erg afwezig was. Misschien weet zij er zelfs meer van. Hij zei tegen mij dat hij zich zo leeg voelde. Alsof hij heimwee had naar iets dat hij nooit gekend had. Maar dat hij er niet over wilde praten. Hij zei dat het ook erg druk was op zijn werk. Dat we elkaar daarom zo weinig gezien hadden de laatste tijd. Ik had natuurlijk moeten doorvragen, maar ik wilde toen zijn gevoelens respecteren. Ik vermoedde dat het iets tussen hem en Sandra was.
De grijze mannen van de begrafenisondernemer brengen de bloemstukken naar buiten en leggen ze achter in een auto, om ze zo naar Sandra te rijden. Van een van de stukken breekt daarbij een bloem af. Ze tikt even tegen de glanzende autolak en valt dan in een plas. Het is een grote witte iris. Van het midden uit laat ze de hele waterspiegel rimpelen, zodat ze het beeld van de spiegeling daarin verstoort.