Niet alles is vooraf zo bedacht. Dat zou niet goed zijn. Wil een kunstwerk een ziel krijgen, dan moet het gegroeid zijn, niet ontworpen en uitgevoerd. Soms… Nee. Altijd krijgt een werk zijn betekenis pas achteraf. Later dus. Voor de beschouwer, maar ook voor mij als maker. Dat is geen ‘hinein-interpretieren’; dat is gewoon zoals het werkt.

Dit schilderij kreeg de titel ‘Redemption’ omdat ik dat op dat moment een mooi nummer van Johnny Cash vond. “Het bloed dat leven geeft”: zo in en in religieus! Dat voel je meteen. Al begreep ik niet precies waarom.

‘Redemption’ wordt vaak vertaald met ‘verlossing’, maar eigenlijk is dat de vertaling van ‘salvation’. ‘Redemption’ betekent eerder ‘aflossing’ of ‘inlossing’, als bij een schuld. Dit verwijst naar een door het Christendom bedacht concept: de erfzonde. Adam en (vooral) Eva, die ondanks een verbod van de appel van goed en kwaad eten, waardoor ze niet onsterfelijk worden (had gekund als ze van de andere boom hadden gegeten) maar wel voortaan bewustzijn en verstand hebben. Hun prijs is dat ze hierdoor ook beseffen dat ze zondig zijn. En al hun nakomelingen voortaan ook. Die erven die zonde. Ze zijn zondig van het begin af aan. Tegen wil en dank. Dat is de erfzonde. Zie daar maar eens vanaf te komen.

In de orthodox-Christelijke  kerken is dat gebeurd door de kruisdood van de zoon van God. In de Westerse kerken bleef de erfzonde, vooral bij vrouwen, bestaan. Al eeuwenlang tekent het de vrouw, dat ze een groot, leeg zondebesef met zich mee draagt, dat op ieder moment gevuld kan worden met afgunstige blikken, kleine angsten en allerlei vormen van schaamte en zelfverwijt. Meer nog dan de pijnlijkheid van bevallingen is dat de straf die de nakomelingen van Eva dragen.

Dit schilderij, Redemption, is in de vorm geïnspireerd op een van de zijpanelen van het altaarstuk in de Sint Baaf in Gent door de gebroeders Van Eyk. Zij beeldden daar Eva af in een onnatuurlijk donkere nis, waardoor zij zelf naar voren lijkt te komen, in het licht, in al haar aardse, ongewapende naaktheid. Het lijkt bijna een poging van de schilders om door de (vooruitstrevende) techniek van de afbeelding de schaamte en het zelfkritische bewustzijn van de erfzonde te overwinnen.

Maar voor de meeste vrouwen heeft het niet mogen baten. Zij voelen zich nog steeds voortdurend bekeken en continu onzeker over hoe zij zich tussen anderen bewegen: hoe ze verschijnen, wat ze zeggen, hoe ze overkomen; met handen gebonden aan de blikken van de wereld overgeleverd.

Maar dat begrijp ik nu pas.