In 2011 heb ik een serie schilderijen gemaakt met als overkoepelend thema: “mythische vrouwen”. Wie daarbij natuurlijk niet mocht ontbreken, was de mooiste van allen: Aphrodite, de godin van de liefde. Haar portret zou het kopstuk moeten worden. Maar… zij is al zo vaak afgebeeld; hoe vermijd je dan cliché poses als ‘geboren uit het schuim van de zee’? Ik wist het niet. Tot ik de volgende anekdote tegenkwam.

Op een dag besloot de goden-smid zijn overspelige vrouw Aphrodite te betrappen. Hephaistos bedacht een val. Hij smeedde van goud een ragfijn, onzichtbaar vangnet rondom hun beider hemelbed en ging zogenaamd even sigaretten halen. Toen hij terugkwam trof hij zijn eega daar inderdaad aan, samen met de mooie maar laffe oorlogsgod Ares. In plaats van boos te worden, haalde hij de andere goden van de Olympus erbij, om te zien welk onrecht hem werd aangedaan. Zo stonden zij rondom de godin van de liefde – nog steeds de mooiste van allen – en gaven hun commentaar. Dat zij ook wel eens aan de beurt wilden zijn. Of juist dat het een schande was.

Samen met het model (een collega-kunstenares en literatuurkenner) zocht ik tijdens de fotoshoot naar een geschikte pose, en vooral naar een gezichtsuitdrukking die tegelijkertijd trots en vernedering zou kunnen uitdrukken. Mijn Aphrodite heeft wel de kleuren van het schuim van de zee gekregen, maar ik ben niet in de val getrapt om haar af te beelden zoals al zo velen voor mij dat deden. En ik sta er zelf ook nog een beetje op.